Ons huidige verlofstelsel kent een wirwar aan wettelijke verlofregelingen. Van zwangerschaps- en bevallingsverlof, aanvullend ouderschapsverlof, langdurend en kortdurend zorgverlof tot calamiteitenverlof. Intussen staat de teller op 10 verschillende verlofregelingen. In het voorjaar wilde toenmalig minister Van Gennip nog het SER-advies overnemen om het verlofstelsel eenvoudiger, begrijpelijker en toegankelijker te maken. Daarnaast pleit de SER ook voor een betere balans in financiële verantwoordelijkheid en balans in zeggenschap over de opname van het verlof. De minister had toen het ambitieuze plan om de verschillende verlofregelingen terug te brengen tot 3 soorten verlof: 

  1. Verlof in relatie tot de zorg voor kinderen. Hierbij gaat het om de verlofregelingen rondom de geboorte en zorg voor jonge kinderen, adoptie en pleegzorg. Doel is het creëren van een gelijkwaardige verdeling van zorgtaken tussen partners.
  2. Verlof in relatie tot de zorg voor naasten. Deze regeling moet meer mogelijkheden bieden om in de toekomst mantelzorg te kunnen verlenen. 
  3. Verlof wegens persoonlijke situaties. Hieronder valt kortdurend verlof voor onvoorziene en bijzondere omstandigheden, met daarbij de mogelijkheid om hier nieuwe verlofregelingen onder te laten vallen die draaien om de persoonlijke situatie van de werknemer.

 

Nieuwe verlofregeling: rouwverlof

Of dit plan concrete handen en voeten zal krijgen, is te hopen. Maar voorlopig ziet het ernaar uit dat er een verlofregeling bij gaat komen, namelijk het rouwverlof specifiek voor werkende ouders met minderjarige kinderen van wie de partner of een minderjarig kind is overleden. Dit verlof zou dan kunnen vallen in de derde categorie. Werknemers krijgen recht op een minimumaantal rouwverlofdagen gelijk aan de arbeidsduur per week met behoud van loon. Bij een voltijdsdienstverband is dat dus vijf dagen. De verlofdagen kunnen worden opgenomen in de periode tussen de dag van de uitvaart tot een jaar na het overlijden.